De 914-6 is in serie uitgerust met een motorverwarming.
Functiebeschrijving:
Alle verse lucht wordt door het rooster van de motordeksel (1) gevoerd en door de aanjagermotor achter in de motorruimte aangezogen.
De luchtstroom nodig voor de verwarming, wordt onmiddellijk na de blower (2) d.m.v. van elk een speciale verzamelbuis (3) verdeeld.
Vanaf de doorvoerbuizen stroomt de verse lucht (koude lucht) door de twee warmtewisselaars (4) aan de motor.
De warmtewisselaars zijn gesloten plaatwerkhuizen waardoor de uitlaatbuizen (5) gevoerd worden.
Alle los te maken verbindingsplekken van de uitlaatinstallatie (6) bevinden zich buiten de warmtewisselaars.
De gehele uitlaatinstallatie van de voertuigmotor ligt in vrije rijwind onderaan de achterruimte van de carrosserie.
Van de warmtewisselaars stroomt de verwarmingslucht over verbindingsslangen, de verwarmingsklephuizen (7) door buizen (8) en geluidsdempers (9) in de carrosseriekokerbalken naar de verdeelplekken, die stelselmatig zijn aangebracht.
afbeelding 2
Warmeluchtkanalen zijn aanwezig onder de voorruit (10), en in de voorste voetruimte. De verwarmingsklephuizen (7) in het warmeluchtkanaal zijn zo ingericht dat continu, ook wanneer de verwarming is uitgezet, lucht in de warmtewisselaars over de aanzuigbuizen stroomt.
Aanvullend kan verse lucht over de voor de voorruit aanwezige beluchtinginstallatie (11) onafhankelijk van de voertuigverwarming toegevoegd worden.
Om dit krachtsverschil te vereffenen is de 6 mm boring in de verbindingsbrug v.a. 06/1973 verplaatst (zie schets).
Bediening:
Voor de verwarmingsbediening is een hendel (12), de rode knop, achter de versnellingspook aangebracht.
Trekt men de hendel naar achteren, dan wordt de verwarming geopend. Drukt men de hendel naar voren, dan wordt de verwarming gesloten.
Door de bediening van de hendel worden over een trekdraad de kleppen in de verwarmingsklephuizen bewogen.
Bij knappen van de trekdraad worden automatisch beide kleppen gesloten en de warme lucht stroomt naar buiten.
De verdeling van de warme lucht kan met de onderste hendel van de bedieningseenheid in het dashboardpaneel geregeld worden.
Ligt de hendel links in de aanslag, dan stroomt alle warme lucht naar beneden. In de middenstand wordt de warme lucht naar boven en onderen geleid.
Ligt de hendel rechts in de aanslag, dan stroomt de warme lucht alleen naar boven.
Afvoer van de luchtoverdruk van de passagiersruimte:
Tijdens het rijden ontsnapt verbruikte lucht over twee ontluchtingskanalen, die links en rechts in de passagiersruimte achter de stoelleuningen aangebracht zijn en naar de slotzuil in het bereik van de buitenste deurgrepen leiden (zie afbeelding 3)
afbeelding 3
Verwarming en beluchting:
Beluchtinginstallatie:
In de voorste kofferruimte voor het dashboardpaneel is een beluchtinginstallatie met een drie-staps aanjager en een zinvol verdeelsysteem ingebouwd.
De bedieningeenheid (zie afbeelding 4) bevindt zich in het midden van het dashboardpaneel. Met de drie hendels kan de beluchtinginstallatie traploos gereguleerd worden.
afbeelding 4
De bovenste hendel bedient de verseluchtkleppen en de aanjager.
Hendel links – versluchtklep dicht
Hendel midden – versluchtklep open
Hendel rechts – aanjager ingeschakeld en controlelamp licht op
Overeenkomstig de gewenste verse lucht hoeveelheid kan de aanjager op stap I, II of III geschakeld worden.
De middelste hendel reguleert de verdeling van de verse lucht.
Hendel links – verse lucht stroomt naar beneden
Hendel midden – verse lucht stroomt naar beneden en naar boven
Hendel rechts – verse lucht stroomt naar boven
De onderste hendel reguleert bij ingeschakelde motorverwarming (hendel naast de versnellingspook naar achteren) de verdeling van de warme lucht gemengd met de verse lucht.