Van een elektronische brandstofpomp (2) wordt uit de brandstoftank (1) over het brandstoffilter (4) benzine in de drukleiding gedrukt.
Aan die drukleiding is een ringleiding aangesloten, die de injectoren verzorgd. De drukregelaar (3) begrenst de druk in de ringleiding op 2 at.
Van hieruit kan de overvloedige brandstof over de retourleiding (7) met betrekking van de compensatieleiding (8) in de tank terug vloeien.
In de drukleiding kan een demper (5) zijn ingezet om het pulseren in het brandstofsysteem te verkleinen.
Aan de beide leidingverdelers (9) is een aansluitstuk voor het testen van de brandstofdruk aangebracht.
In de meeste gevallen is dit echter maar aan een kant.
(De brandstofdruk kan worden gemeten door middels van een drukmanometer).
Om eventueel benzineverdamping bij hoge temperaturen te voorkomen kan de brandstofpomp ook aan de voorkant van de auto onder de tank worden gemonteerd (bij modeljaren vanaf 1975 bevindt de brandstofpomp zich reeds onder de tank).
De stroomtoevoer kan v.a. de bestaande stroomdraad door de tunnel heen worden gelegd.
Hierdoor blijft de pomp geschakeld via het bestaande systeem via de relaisplaat.
Zorg er wel voor dat de pomp bij montage onder de tank eveneens in ophangrubbers wordt gelegd om resonantie op de body te voorkomen.
Klik op de afbeeldingen voor een grotere versie…